Net terug van een 3 weekse reis in Chili, kan ik de woorden van Ruud alleen maar beamen, en wel in beide richtingen. Ik heb daar veel ‘trend followers’ gezien, maar ook enkele ‘trend setters’.
Wel wil ik een kleine kanttekening aan Ruud's verhaal toevoegen. Het ‘verzet’ tegen de agrochemie is niet alleen te merken bij de ‘duurdere’ (absoluut) wijnen, maar ook bij de wat minder bekende (relatief) en dus goedkopere (relatief) wijnen. De marktwaarde van een wijn wordt niet altijd door kwaliteit bepaald en zeker ook niet door de kostprijs. Hoe prestigieuzer de herkomstbenaming c.q. marketinguiting, hoe duurder (absoluut en relatief) de wijn kan zijn (hoeft niet altijd, zat voorbeelden van).
Het werken met natuurlijke gisten is voor mij overigens niet altijd heilig, tegenwoordig zijn ook ‘veilige’ en ‘constante’ resultaten te bereiken met puur neutraal werkende gistsoorten, ook ‘bio’ gisten. De uiteindelijke kwaliteit van de wijn is voor mij bepalend. Het zou wel mooi zijn als alle wijnen met eigen, wilde gisten vergist konden worden, al dan niet - voor meer zekerheid - met een prefermentaire batch en inoculatie van de rest van de oogst met de juiste selectie gisten. Maar het is niet altijd mogelijk noch gewenst, wilde gisten kunnen heel erg grillig zijn.
De opbrengst per hectare is al lang niet meer zo veel zeggend, zeker niet als je de aanplantdensiteit daarbij niet vermeldt. Ik heb liever 70 hl/ha met een aanplantdensiteit van 12.500 stokken dan 35 hl/ha met een aanplantdensiteit van 3.500 stokken… Voor mij zou het begrip ‘opbrengst per ha’ vervangen mogen worden door het begrip ‘kilo’s druiven per plant'. Het zou een reëler beeld geven, en wel alleen van de opbrengst. Want minder opbrengst levert niet altijd en overal automatisch betere kwaliteit op. Overdaad kan ook schaden, en - zoals ik in Chili veelvuldig tegenkwam - zelfs de meest gezonde en kwalitatief hoogwaardige druiven kunnen nog in de kelder volkomen worden verpletterd onder verkeerde vinificatietechnieken en overdadig gebruik van (verkeerd en/of verkeerd getoast) hout.
Terug naar het door Peter geschetste beeld, tja, het klopt grotendeels wel. Globalisatie, standaardisatie, homogeneisatie, kort termijn politiek zijn nu eerder regel dan uitzondering. Wie dat doet snijdt op den duur echter in zijn eigen vingers, want in zo'n globale wereld wordt prijs HET argument. En wie even naar China en India kijkt kan al vermoeden dat de wereld binnen enkele decennia overspoeld gaat woorden door een vineuze bulkwijn tsunami uit het Oosten… en wel tegen ongelooflijk lage prijzen. Wie durft ‘anders’ te zijn, creëert zijn eigen markt en is minder afhankelijk van het prijsargument. Maar ook binnen bepaalde regionen kunnen ook vastgeroeste patronen ontstaan. Door het goede werk en een betere visie van veelal jongere, gemotiveerde wijnpioniers kunnen die vastgeroeste patronen verdwijnen of op zijn minst, ietwat verfrist worden. Zo zie je bijvoorbeeld dat de druk van de wijnhandel uit Bordeaux altijd bepalend was voor het imago van de omringende wijngebieden. In Bordeaux maakte men ‘grote’ wijnen, in Bergerac slechts ‘lichte wijntjes’ voor dagelijkse consumptie. Door toedoen van mensen als Luc de Conti, David Fourtout en nog veel anderen, is daar een verandering in gekomen. Met dezelfde druiven, zogoed als bijna hetzelfde terroir en een zelfs iets beter klimaat, is er geen logische reden te vinden waarom men in Bergerac geen grote wijnen zou kunnen maken. En dat werd ook bewezen. Helaas zijn er nog mensen die liever 60-100 euros betalen voor een redelijke ‘Bordeaux’ maar geen 40-50 euros willen betalen voor een ‘top Bergerac’ die - puur kwalitatief - er niet voor onder doet. Ze hebben alleen nog het imago probleem tegen… De vastgeroeste patronen zijn nu op het terrein wel opgefrist, maar nog niet altijd in het hoofd van de uiteindelijke wijndrinkers.
Een ander punt is - naast betere vinificatie technieken - een veel beter onderzoek (via satelliet en in de wijngaarden zelf) naar de intrinsieke eigenschappen van het eigen terroir, met nadruk op begrippen als geografie, geologie, topografie, hydrografie, meteorologie… en levenskracht van de wijnranken. Het koppelen van al die gegevens heeft gezorgd voor een radicale verbouwing van sommige wijngaarden (bijv. in Franciacorta, maar ook in Friuli, in Duitsland, in Chili, in Frankrijk…). Men heeft nu de juiste plant op de juiste plek. Daarbij komt ook nog dat er nu een betere clonale selectie mogelijk is. Hetzelfde druivenras kent nu vele varianten die aangepast zijn aan specifieke omgevingsomstandigheden (eerder rijpend, beter vorstbestendig, meer blad tegen de directe zon etc. ). Verder zijn de aanplanttechnieken ook vaak veranderd. Zo zag ik in Chili hoe relatief simpel frissere wijnen gemaakt kunnen worden door de aanplantrichting van de stokken te veranderen. In een gebied waar (te) veel zonlicht voorkomt, kan het planten van de wijnstokken in de richting oost-west, gekoppeld met een hogere aanplantdensiteit (van 4.000 naar 6.000 / 8.000 per ha) een enorm verschil maken ten opzichte van een aanplant in de richting noord-zuid, waarbij de druiven eigenlijk 2 x worden ‘verbrand’ door de zon. Deshydratatie van de druiven wordt op deze manier voorkomen en verkrijgt men een betere fenolische rijping met een natuurlijk lager alcoholpercentage (-1 tot 2%).
Kortom, nieuwe tijden, nieuwe normen, nieuwe waarden, nieuwe wijnen… B)
M.vr.gr.
Christian